Waarom zou ik molenaar worden ?

Het lag voor de hand dat ik ooit nog op de Roomanmolen terecht zou komen. Mijn vader werkte ooit op de molen. Tijdens de tweede wereldoorlog schuilde hij in het bijgebouw van de molen; hij werd gezocht omdat hij lid was van de Witte Brigade.
Na de oorlog trouwden mijn vader en mijn moeder; ze gingen in het molenaarshuis wonen dat toen nog een tweewoonst was. René Rooman en echtgenote betrokken het grootste gedeelte, wij het veel kleiner deel.  Mijn vader overleed toen ik drie jaar was.  Mijn moeder hertrouwde en vier jaar later verhuisden we in de Beekstraat naar de ‘Geleiroot’. Ik woonde echter graag in het molenaarshuis.  De molen en de smidse van Jef Poppe lagen op enkele voetstappen van ons deur. Zo ook de pastorijwegel, die toen door iedereen de ‘strontwegel’ werd genoemd. Mijn overgrootmoeder woonde veertig meter verder en mijn grootmoeder en mijn peter vijftig  meter.
Eén troost, vanuit de Geleiroot konden we de molen goed zien. Talrijk zijn de foto’s die mijn goede stiefvader van ons maakte met op de achtergrond de Roomanmolen. Heel uitzonderlijk draaide die nog eens, het stemde mijn moeder droef. Toen ik een jaar of tien was liet René Rooman me de tekeningen zien die mijn vader op de wanden van de molen ooit had neergezet , de meeste  waren toen al overschilderd. Toen ik zelf molenaar werd was het eerste wat ik deed de overblijvende tekeningen opzoeken. Ik vond er geen meer, alles was verdwenen. Eén tekening onderaan een meelgoot zou wel eens van hem geweest kunnen zijn. Ik twijfel. Zijn naam die hij op een balk had geschreven vond ik wel terug.  Zijn tekeningen van de molen en één schilderij van de molen hangen thuis. Toen ik trouwde werden onze foto’s rond, in en op de molen getrokken.
Molenaar worden
De opleiding tot ‘meester molenaar’  was degelijk.  De praktijk was moeilijker.  Gelukkig was Marc Vereecken er al, we konden bij hem terecht, hij volgde en stuurde bij waar nodig.
Het werk op de molen beviel  me, de collega’s Rudi en Marc evenzeer.
Het werken op de molen was wel indrukwekkend; een draaiende en malende molen is op zich al indrukwekkend. De vrees dat je fouten maakt die erge gevolgen kunnen hebben versterken het indrukwerkende karakter ervan. ‘Voorzichtigheid’ is geboden.
Voorzichtigheid is niet alleen de moeder van de porseleinwinkel. Vrij snel werd duidelijk dat ‘voorzichtigheid’  evenzeer de moeder is van de windmolen.  Voorzichtig; niet alleen voor de molen, maar ook voor jezelf. ‘Een slag van de molen’;  vrijwel iedereen die hoort dat je molenaar bent  vraagt of je al een ‘slag’ gekregen hebt.  ‘De molen zelf vraagt zich bij elke nieuwe molenaar af; ‘kan hij vangen’, ‘vergeet hij niet te smeren’, ‘kan hij goed malen’, ‘zal hij mijn stenen niet beschadigen’, ‘zal hij me ‘s avonds vastleggen’, me goed in of uit de wind zetten, de stormplanken verwijderen wanneer het nodig is, weet hij hoeveel ‘zeil’ ik nodig zal hebben, zal hij de poort sluiten, zal hij de keervang inleggen, kauwen en ratten buitenhouden, af en toe stofzuigen, de vangkoord binnenhalen, de loper laten zakken, de bliksemafleider vastzetten, de zeilen opwinden ???
Voorzichtigheid mag niet leiden naar krampachtigheid. Een molenaar moet van z’n molen genieten, hem waarderen, zijn grenzen kennen, maar evenzeer zijn mogelijkheden appreciëren en er gebruik van maken.
‘Genieten’ lukt goed vanop de stelling. Dit vooral bij veel wind en ‘los’ draaien, De kracht en de evidentie ervan die het wiekenkruis dan laat zien genereert bij elke toeschouwer verwondering, bewondering en respect.  Voor hem is ‘los draaien’ spelen. Malen is werken; er komt  dan veel meer spanning op de assen en de wielen. Hij speelt graag en wij ook. Genieten, evenzeer wanneer het meel dat in de zak valt perfect beantwoordt aan wat je wou, wat uiteindelijk de bedoeling is.
Eerlijk gezegd, ik deed het ‘molenwerk’ graag maar voelde me toch  geen ‘echte’ molenaar. Ik gaf graag uitleg aan bezoekers.  Niet alleen van een molen, maar ook van bezoekers kun je genieten.  Voor velen was het een openbaring, voor anderen was het een confrontatie met het verleden.
Vaak gingen ze lichtvoetig, tevreden en iets rijker naar huis, ik ook.
Ik ben nu al enkele weken geen molenaar meer.
De molen, de collega’s en de omgeving zal ik missen. Ik kom nog wel eens op bezoek.

Theo Hullebroeck    23/11/2015