(Auteur : Rudi Niessen)
De eerste molens waren gewoon 2 platte of holle stenen waartussen het graan werd verbrijzeld door met de bovenste steen over de onderste te wrijven.
Het principe van dit wrijven werd later overgenomen in andere types, telkens waar de onderste steen vastligt en een tweede er over heen draait.
Een voorbeeld hiervan is de kweern. De onderste steen ligt vast terwijl de bovenste steen handmatig wordt rondgedraaid aan een handvat. Het graan wordt in het midden bij de as tussen de stenen gegooid.
De onderste steen noemt men de ligger en de bovenste de loper.
Ook de Romeinen namen dit principe over in hun molens en het blijft in gebruik tot en met de wind- en watermolens die we kennen uit de voorbije eeuwen, waaronder ook de Roomanmolen.
Tegenwoordig gebruikt men het principe van walsen, dit zijn 2 cilinders die met verschillende snelheden en tegengesteld draaien waartussen het te malen graan wordt verdeeld. Met deze molens kan men grotere volumes malen, hoewel hier eerder het graan uit elkaar getrokken wordt, in tegenstelling met de oudere molens waar het graan door de scherpe kanten in de stenen eerder wordt versneden.